Skip to main content

Spoorboekje Digitalisering
Erfgoedcollecties

Direct naar stappenplan

Digitaal Erfgoed Houdbaar, Bruikbaar en Zichtbaar

Digitaal erfgoed biedt culturele, cultuurproducerende en/of erfgoedorganisaties enorme kansen om hun waardevolle voorwerpen, documenten of materialen duurzaam te bewaren, verder te ontwikkelen of te ontsluiten voor een breed publiek. Of het nu gaat om musea die hun collectie beheren, historische verenigingen die het plaatselijk erfgoed voor toekomstige generaties bewaren of theatergezelschappen die voorstellingen produceren, allemaal hebben ze te maken met steeds meer digitale informatie en digitale uitdagingen. Denk bijvoorbeeld aan digitale foto’s, tekstbestanden, 3D-tekeningen en nog veel meer.

Hoe bewaar je digitale bestanden?

Als je digitale bestanden correct bewaart en beheert, worden ze duurzaam toegankelijk. Dat betekent dat de bestanden op een betrouwbare wijze zijn opgeslagen, dat je ze terug kunt vinden en dat er altijd een back-up beschikbaar is. Doe je dit bewust en op de juiste manier, dan heb je een stevige basis gelegd om de verzameling digitale bestanden – die we voor het gemak de collectie noemen – aan het grote publiek te presenteren. Denk bijvoorbeeld aan de vele objecten in de depots van musea die amper het daglicht zien, of het maakproces van die ene fantastische theatervoorstelling waar je graag veel meer over wilt weten.

Nationale Strategie Digitaal Erfgoed

Om collecties optimaal voor het publiek te ontsluiten, is het aanbevolen om het erfgoed met elkaar te verbinden en in samenhang te presenteren. Speciaal met dit doel is de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed ontwikkeld. Door collecties duurzaam te bewaren en aan elkaar te verbinden volgens de richtlijnen van de Digitaal Erfgoed Referentie Architectuur (DERA) kunnen gebruikers eindeloos en grenzeloos door al ons prachtige erfgoed navigeren.

Wees niet bang, het Spoorboekje helpt

Nu niet schrikken van al die ingewikkelde termen, het Spoorboekje is er om te helpen. Gebaseerd op de uitgangspunten van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed leidt het Spoorboekje je stapsgewijs door het hele proces van duurzaam bewaren, verbinden en presenteren van de collectie. Beter gezegd, het Spoorboekje helpt je bij het Houdbaar, Bruikbaar en Zichtbaar maken van jouw collectie.

Wil je weten hoe jouw organisatie ervoor staat op het gebied van Houdbaar / Bruikbaar / Zichtbaar? Doe dan eens de Zelfscan van NDE

Stappenplan:

1. Start:

    Op het moment dat je aan de slag gaat met het digitale erfgoed van jouw organisatie is het van groot belang om eerst te bepalen welke doelen je nu precies wilt verwezenlijken. Wil je bijvoorbeeld:

    • Het publieksbereik vergroten?
      • bijvoorbeeld door de collectie online te ontsluiten voor het publiek dat je fysiek niet bereikt
      • of door extra context te bieden rondom exposities en voorstellingen.
    • De collectie breder ontsluiten?
      • door depotstukken, decorontwerpen en opnames van repetities zichtbaar te maken
      • of door de collectie beschikbaar te stellen voor onderzoekers, zoals historici, sociale wetenschapers en theater- of muziekwetenschappers
      • of door de collectie beschikbaar te maken voor de creatieve industrie en andere makers zodat zij dit kunnen hergebruiken voor nieuwe toepassingen en voorstellingen.
    • De collectie verrijken?
      • door deze te verbinden met andere collecties waardoor er meer informatie vanuit verschillende perspectieven en bronnen zichtbaar wordt
      • of juist door het publiek te vragen hun kennis of mening toe te voegen aan de collectiestukken.
    • De collectie duurzaam bewaren/beheren?
      • om deze te bewaren voor toekomstige generaties
      • of om eenvoudig de juiste materialen terug te vinden voor volgende exposities, bruiklenen of hernemingen.

    Deze doelen worden nader omschreven in de Informatieplanner. Dit is een handige tool die vooral in de erfgoedsector wordt gebruikt om in vijf stappen een informatieplan te schrijven. Een informatieplan geeft richting en maakt het ook makkelijker om je bestuur, directie of collega’s te overtuigen van het nut en de noodzaak van digitaal erfgoed.

    In de Informatieplanner zul je de nodige verwijzingen naar het Spoorboekje vinden. Beide hulpmiddelen lopen gelijk op en zijn op elkaar afgestemd.

    Schroom niet om wat hulp te vragen bij de digitaal-erfgoed-coach of museumconsulent in jouw provincie of neem contact op met Het Loket van Podiumkunst.net.

    2. Digitale duurzaamheid (houdbaar):

    Het Informatie-object

    Het duurzaam bewaren en ontsluiten van digitaal erfgoed brengt enkele uitdagingen met zich mee. Het is goed om te beseffen dat een digitaal bestand veel meer informatie bevat dan je op het eerste oog ziet. Een digitale foto bijvoorbeeld, is veel meer dan de duizenden pixels die samen de afbeelding vormen. Een tekstbestand is veel meer dan de letters die samen de tekst vormen.

    Een digitaal bestand is altijd voorzien van informatie over het object. Denk hierbij aan het bestandsformaat, de bestandsgrootte maar ook aan het aantal pixels en de sluitertijd van de camera.

    Deze zogenaamde representatie-informatie vormt samen met het eigenlijke digitale bestand het informatieobject.

    Om je digitale bestanden duurzaam te bewaren en toegankelijk te maken, is het van belang om beide onderdelen van het informatieobject in ogenschouw te houden.

    Op deze manier kun je namelijk controleren of het object wel integer en authentiek is, betrouwbaar en bruikbaar in de toekomst. In het onderdeel De drie-eenheid van de cursus Leren Preserveren leer je veel meer over het informatieobject.

    Beeld, audio, tekst, video, 3D-modellen of digitale kunstwerken; het zijn allemaal voorbeelden van digitale bestanden met representatie-informatie. Beter gezegd: het zijn allemaal informatieobjecten. Zoek op je telefoon maar eens een foto die je hebt gemaakt en kijk bij details. Hier vind je de metadata. Kijk ook eens naar een foto die je hebt gekregen via bijvoorbeeld Whatsapp. Wat valt je op?

    Digitale duurzaamheid

    We weten allemaal dat museale objecten met uiterste zorg worden behandeld en regelmatig worden gecontroleerd. Bevatten ze geen houtworm of schimmels? Worden ze wel in de juiste klimatologische omstandigheden bewaard? En worden ze niet te veel blootgesteld aan daglicht?

    Informatieobjecten vragen om evenzoveel liefde en aandacht als museale objecten, al zijn we ons daar vaak minder van bewust.

    Ook digitale bestanden dienen gecontroleerd te worden op virussen, op conditie en afkomst. Zijn de bestanden bijvoorbeeld wel origineel of heb je te maken met ‘fake news’? En is het bestand nog wel volledig of is er al een deel van de binaire code (de eentjes en nulletjes) verloren gegaan?

    Met andere woorden, ook het duurzaam bewaren van informatieobjecten vraagt enige aandacht. Barbara Sierman schreef een zeer handzaam artikel over dit onderwerp: De Legpuzzel van Digitale Duurzaamheid.

    Een aantal zaken waar je zeker rekening mee moet houden:

    • Controleer bestanden
      Dat je nieuwe informatieobjecten het beste op virussen checkt voordat je ze opneemt in de collectie, kwam al even aan bod. Daarnaast kun je de bestanden ook vrij eenvoudig controleren op bitrot. Met zogenaamde Checksums controleer je of er informatie verloren gaat, bijvoorbeeld bij het maken van back-ups of als gevolg van degeneratie van de digitale dragers. Op de website van Project Tracks lees je veel meer over Checksums.
      Controleer het bestand ook zeker op bruikbaarheid. Informatieobjecten zijn soms auteursrechtelijk beschermd of bevatten persoonsgegevens die je niet zomaar mag publiceren. Lees meer over rechtenkwesties in het hoofdstuk Regel auteurs- & privacyrechten.
    • Het bestandsformaat
      Er zijn ondertussen duizenden bestandsformaten beschikbaar. Deze zijn echter niet allemaal even duurzaam. Denk bijvoorbeeld eens aan het Word Perfect van vroeger. De bestanden van toen zijn niet meer te openen omdat de software niet meer beschikbaar is. De Wegwijzer Voorkeursformaten helpt je met een beleid opstellen voor bestandsformaten.
    • De digitale drager
      Ken je ze nog, die floppy’s van vroeger? Heel nostalgisch maar hoe kun je ze nog uitlezen? Of cd-roms, wist je dat die hun informatie in de loop van de tijd verliezen? Uit onderzoek van het Netwerk Digitaal Erfgoed, Bedreigd digitaal erfgoed op fysieke dragers, blijkt dat er nog heel veel erfgoed op oude dragers wordt bewaard. Bekijk hieronder ook eens het filmpje van het HomeComputerMuseum over dit onderwerp. Hier kun je overigens ook je oude floppy’s laten uitlezen.
    Duurzaam bewaren

    Informatieobjecten wil je graag op een duurzame wijze opslaan zodat er geen informatie verloren gaat. Hiervoor is het belangrijk dat je het juiste bestandsformaat kiest, een duidelijke mappenstructuur aanlegt, betekenisvolle bestandsnamen kiest en natuurlijk dat alles in een goede back-up terechtkomt, je weet immers maar nooit…

    De Vlaamse website Project Tracks (Toolbox & Richtlijnen voor Archief- en Collectiezorg in de Kunstensector) biedt waardevolle informatie over het Digitaal bewaren van informatieobjecten. Onder meer de volgende onderwerpen komen uitgebreid aan bod:

    Het bewaren en opslaan van digitale kunst brengt weer heel andere uitdagingen met zich mee. Bekijk hieronder maar eens het filmpje Digital Art: Who Cares?

    Auteurs- & privacyrechten

    Op sommige collecties kunnen nog auteursrechten rusten. Het is belangrijk om dit zorgvuldig na te gaan. Om claims van rechthebbenden te voorkomen regel je daarom schriftelijk met de auteursrechthebbende(n) of en zo ja, onder welke voorwaarden je het materiaal mag gebruiken en publiceren.

    Een handige tool om te ontdekken of er auteursrechten op een werk rusten is het beslismodel Regel je rechten van DEN.

    Binnen Europa geldt de privacywet Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De AVG heeft consequenties voor het openbaar maken van collecties. Vaak zijn er persoonsgegevens opgenomen in collecties. Denk aan personen die op een foto staan, gegevens over schenkers of persoonsgegevens in archieven. Wat mag wel en wat niet? Welke stappen moet je als organisatie zetten? Bezoek de website van Erfgoedhuis Zuid-Holland voor meer informatie over de AVG.

    3. Keuzehulp collectie-informatiesysteem

    Introductie 

    Het collectie-informatiesysteem wordt in de erfgoedsector alom gebruikt voor het beheer van uiteenlopende collecties. Of het nu een archiefinstelling is, een museum of bibliotheek, in het collectie-informatiesysteem wordt de informatie óver de collectie bewaard.  

    Denk hierbij aan beschrijvingen van objecten of aan gegevens over de vervaardiger. Maar ook aan verwervingsinformatie en standplaatsregistratie die het mogelijk maken om herkomstonderzoek te doen of om objecten terug te vinden in de archieven, boekenkasten of depots. 

    Deze digitale informatie – of metadata – over de collectiestukken maakt het beheer van een collectie een stuk eenvoudiger. Dit is heel handig voor de medewerkers van de betreffende erfgoedorganisatie en maakt hun werk een stuk eenvoudiger. 

    Daarnaast is het collectie-informatiesysteem ook de ideale bron voor het digitaal ontsluiten van collecties. De eerdergenoemde informatie zoals beschrijving, vervaardiger, datering enz. kunnen vanuit het collectie-informatiesysteem eenvoudig online ontsloten worden. Doe je dit aan de hand van een aantal standaarden, dan ben je nog maar een paar klikken verwijderd van het publiceren van de collectie-informatie als linked-open-data. Dit verbetert de vindbaarheid en bruikbaarheid van je collectie en sluit nauw aan bij de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. 

    Maar hoe kies je nu het collectie-informatiesysteem dat het beste bij jouw organisatie past? Deze Keuzehulp leidt je stap voor stap door het gehele keuzeproces, van het maken van plannen tot het nemen van de uiteindelijke beslissing. 

    Wat voor systeem? 

    Is het nu een: collectieregistratiesysteem, collectiebeheersysteem, collectiemanagementsysteem of collectie-informatiesysteem? Er is eigenlijk geen verschil, het zijn allemaal termen die staan voor een databasesysteem dat wordt gebruikt voor het beheren en ontsluiten van collecties. Omdat het telkens gaat om informatie óver de collectie wordt in dit Spoorboekje de term collectie-informatiesysteem gebruikt. 

    STAP 1: Informatieplan

    Ben je op zoek naar een (nieuw) collectie-informatiesysteem? Hoe maak je dan de juiste keuze?  Er zijn diverse softwarepakketten op de markt, alsook opensource oplossingen. De juiste keuze hangt vooral samen met: 

    • de ambitie van jouw organisatie om de collectie digitaal te ontsluiten  
    • de aard van de collectie 
    • de functionaliteiten die nodig zijn voor het beheer van de collectie, denk bijvoorbeeld aan barcodescanning of bruikleenadministratie. 

    Het is daarom van belang om vooraf een goed plan te ontwikkelen. Hierin leg je vast: 

    • welke processen je wilt beheren met het collectie-informatiesysteem  
    • welke data je voor wie wilt ontsluiten  
    • en natuurlijk welk budget hiervoor beschikbaar is.  

    Deze plannen leg je vast in een zogenaamd informatieplan. Een handig hulpmiddel voor het ontwikkelen van een informatieplan is de Informatieplanner. Met deze tool ontwikkel je in vijf stappen een informatieplan. Het onderdeel Start van dit Spoorboekje biedt meer informatie over het maken van een informatieplan en de Informatieplanner.  Heb je het informatieplan op orde, dan kun je aan de slag met het Programma van Eisen. 

    Ondersteuning door Netwerk Digitaal Erfgoed

    Kies je ervoor om jouw collectie als linked-open-data te gaan ontsluiten? Ga dan op zoek naar een NDE-compatibel collectie-informatiesysteem! NDE-compatibele software maakt het mogelijk om jouw collectie direct vanuit de bron als linked-open-data te ontsluiten.  

    Het goede nieuws is dat je de komende jaren gebruik kunt maken van NDE-programma Versnellen. Dit programma biedt financiële ondersteuning bij de aanschaf van, of upgrade naar een NDE-compatibel collectie-informatiesysteem. Kijk voor meer informatie op de website Versnellen. 

    Linked-open-data??? Lees meer over dit onderwerp in het volgende hoofdstuk: Erfgoed verbinden en ontsluiten. 

    STAP 2: Programma van Eisen

    Heb je een informatieplan opgesteld, dan is de volgende stap het opstellen van een Programma van Eisen (PvE). In dit PvE omschrijf je functionele en technische eisen waaraan een toekomstig collectie-informatiesysteem moet voldoen. Gebruik hierbij de MoSCoW-methode om prioriteiten te stellen. Wat is bijvoorbeeld een absolute eis (must have) en wat is gewenst (could have). Dit gaat je uiteindelijk helpen bij het vergelijken van de collectie-informatiesystemen. 

    Voor het opstellen van een PvE kun je gebruikmaken van de Hulpvragen t.b.v. het Programma van Eisen. Met deze vragen kun je bepalen welke eisen in het PvE opgenomen dienen te worden. Bedenk per vraag wat voor jouw organisatie het antwoord zou moeten zijn en neem de relevante punten op in het PvE. 

    Zo zoekt Museum Rotterdam naar een nieuw collectie-informatiesysteem

    Benieuwd hoe andere organisaties een nieuw collectie-informatiesysteem hebben gekozen? Museum Rotterdam heeft recent het hele proces doorlopen. Netwerk Digitaal Erfgoed volgde hun zoektocht en legde dit vast in een serie blogs op de website van NDE. 

    STAP 3: Offertes

    Met het Programma van Eisen heb je een uitstekend uitgangspunt om de juiste softwareleverancier te vinden. Benader verschillende leveranciers van collectie-informatiesystemen en vraag hen wat zij kunnen leveren. Vraag zeker ook eens om een demo of proefaccount zodat je echt kunt ervaren hoe het systeem werkt. Referenties van collega-instellingen helpen natuurlijk ook om een goed beeld te krijgen van de verschillende systemen en leveranciers. Heb je vertrouwen in bepaalde leveranciers, vraag dan of ze aan de hand van het PvE een offerte uit wil brengen. 

    Wellicht is samenwerken ook een interessante optie voor jouw organisatie. In verschillende provincies is het bijvoorbeeld mogelijk om aan te sluiten bij een collectief collectie-informatiesysteem. Vraag jouw digitaal-erfgoed-coach om meer informatie.  

    Softwareleveranciers

    Er zijn verschillende collectie-informatiesystemen op de markt beschikbaar. Een heel aantal leveranciers heeft het NDE-Manifest ondertekend en onderschrijft daarmee de uitgangspunten van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed: 

    Naast bovengenoemde commerciële producten kun je ook gebruik maken van open-source oplossingen zoals Omeka-S. 

    STAP 4: Beslissen

    Nu dan het moeilijkste onderdeel van het selectieproces: beslissen! Welk systeem kies je? 

    Je gaat offertes vergelijken en toetst deze aan het Programma van Eisen. Denk aan de prioriteiten die je hebt gesteld volgens de MoSCoW-methode. Breng duidelijk in kaart wat de eenmalige aanschafkosten zijn en de jaarlijks terugkerende kosten. Neem de gebruikerservaring van collega-instellingen in overweging en bepaal welke demo het best is bevallen. Zoek ook nog eens contact met jouw digitaal-erfgoed-coach om de overwegingen te bespreken. 

    Heb je al deze punten in kaart gebracht en afgewogen dan kun je een weloverwogen beslissing nemen! 

    Kosten voor het migreren van data

    Heb je al een collectie-informatiesysteem of bewaar je de collectie-informatie in bijvoorbeeld een Excel-sheet, dan wil je deze natuurlijk meenemen naar het nieuwe systeem. Hiervoor dient een migratie uitgevoerd te worden. Je wilt immers dat de bestaande data volledig en op de juiste plek in het nieuwe systeem terecht komen. Dit kan soms best wel een ingewikkeld en kostbaar proces zijn. Om verrassingen te voorkomen is het verstandig om de potentiële softwareleveranciers inzicht te geven in jouw bestaande datastructuur zodat ze een goede prijsopgave kunnen maken voor het migreren van de collectie. Dit kun je doen door een export van beperkt aantal objecten beschikbaar te maken voor de leverancier.  

    STAP 5: Vervolgstappen

    Op het moment dat je een softwareleverancier hebt gekozen, kunnen jullie samen aan de slag. Normaal gesproken nodigt de leverancier je uit voor een intakegesprek om uit te leggen hoe het proces gaat verlopen en de planning te bespreken. Denk bijvoorbeeld aan de start- en opleveringsdatum, het trainingsprogramma en het eventueel migreren van bestaande data. Maak concrete afspraken en geef duidelijk aan wat jouw eigen verwachtingen zijn!  

    Systeem opgeleverd en in productie? Nu kun je echt beginnen! Check ook eens of er een gebruikersgroep is voor de gekozen software. Deze groepen zijn heel interessant in verband met het onderling uitwisselen van kennis en informatie. Tevens is de gebruikersgroep voor de leverancier dé gesprekspartner voor verdere ontwikkelingen van de software. 

    Migreren, hoe gaat dat in zijn werk?

    Migreren van data is soms een ingewikkeld en tijdrovend proces. Maar tegelijkertijd wel een heel belangrijk proces. Je wilt de bestaande data natuurlijk niet kwijtraken en goed kunnen terugvinden in het nieuwe systeem. Om deze reden wordt er meestal eerst een proefmigratie uitgevoerd. Dit wil zeggen dat je jouw volledige collectie-data aanlevert en dat de leverancier deze in een testomgeving in gaat werken. Ondertussen kun je gewoon in je bestaande systeem blijven werken.   

    Wanneer de leverancier dit proces heeft afgerond ga je zelf controleren of alle gegevens op de juiste manier zijn overgenomen en op de juiste plek staan. Let op: dit kan een tijdrovend werkje zijn, zeker als de data niet al te consequent werden ingevoerd. Hou er dus rekening mee dat je hier best de nodige tijd voor vrij houdt. 

    Opmerkingen of verbeteringen over deze proefmigratie geef je vervolgens terug aan de leverancier zodat deze de importroutine kan optimaliseren. Is dat gelukt dan maak je opnieuw een export van jouw data en worden de data definitief gemigreerd. Nu kun je niet meer in je bestaande systeem werken want eventuele wijzigingen worden niet meer doorgevoerd in het nieuwe systeem. Vanaf nu werk je in je gloednieuwe productieomgeving! 

    4. Erfgoed verbinden en ontsluiten (bruikbaar)

    Erfgoed verbinden en ontsluiten als linked-open-data

    De Nationale Strategie Digitaal Erfgoed is erop gericht om maximaal de vruchten te plukken van de digitalisering van onze samenleving. De eindgebruiker, het publiek dus, staat hierbij centraal. Deze dient ongehinderd door ons digitale erfgoed te kunnen navigeren. Niet meer van de ene website naar de andere om overal een beetje informatie te sprokkelen. Nee, grenzeloos en collectie-overschrijdend surfen door digitaal erfgoed dat onderling verbonden is, dat is het doel!

    Om dit te kunnen realiseren worden moderne digitale technieken en de uitgangspunten van het internet gebruikt. Voor de erfgoedsector betekent dit dat collecties als linked-open-data worden ontsloten, direct vanuit de bron.

    Netwerk Digitaal Erfgoed heeft in samenwerking met onder meer verschillende softwareleveranciers de nodige voorzieningen en tools ontwikkeld die het mogelijk maken om erfgoedcollecties als linked-open-data te ontsluiten. Maar wat is dat nu precies, linked-open-data? En hoe kan ik daar zelf mee aan de slag? Dit onderdeel van het Spoorboekje neemt je stap voor stap mee in de verschillende onderdelen van linked-open-data. Zien we jouw collectie straks ook in het brede netwerk van verbonden erfgoed?

    Wat is linked-open-data?

    Linked-open-data is een manier om informatie op gestructureerde wijze online te delen. Het grote voordeel is dat computers deze data heel goed kunnen lezen en verwerken. Gelukkig maar want linked-open-data is voor het menselijk oog heel wat minder overzichtelijk.

    Linked-open-data maak je door jouw collectie-informatie om te zetten in gestandaardiseerde webadressen en op die manier zogenaamde triples te maken. Dat klinkt heel ingewikkeld maar is het eigenlijk niet. Een voorbeeld maakt het waarschijnlijk wat duidelijker:

    Stel je voor dat je de Nachtwacht moet gaan beschrijven in jouw collectie-informatiesysteem. Bij het veld ‘vervaardiger’ vul je dan natuurlijk Rembrandt in, maar wist je dat Rembrandt zijn eigen unieke webadres heeft? Kijk maar eens: https://data.rkd.nl/artists/66219. En wist je dat ook de Nachtwacht zijn eigen unieke webadres heeft: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.5216. Zoek je daar nog een uniek webadresadres bij dat aangeeft wat de relatie is tussen Rembrandt en de Nachtwacht, bijvoorbeeld https://schema.org/creator dan heb je je eerste triple gemaakt.

    Mat andere woorden: als je tegen een computer zegt:
    <http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.5216><https://schema.org/creator><https://data.rkd.nl/artists/66219>

    Dan ‘snapt’ deze dat Rembrandt de Nachtwacht heeft vervaardigd. Zo maak je voor alle informatie die je over de Nachtwacht wilt delen een triple. Bijvoorbeeld een triple die duidelijk maakt dat het gaat om schildering op doek [1] en een triple die zegt dat de Nachtwacht is geschilderd met olieverf [2]:

    [1] <http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.5216> <https://schema.org/additionalType ><http://vocab.getty.edu/aat/300410350>
    [2] <http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.5216> <https://schema.org/material ><http://vocab.getty.edu/aat/300015050>

    Nu is het natuurlijk niet zo dat je deze triples stuk voor stuk moet gaan samenstellen. Een collectie-informatiesysteem dat linked-open-dat kan publiceren gaat deze triples voor je genereren. Je moet natuurlijk nog wel zorgen dat de juiste webadressen worden opgenomen in jouw collectie-informatie. Ook daar zijn handige hulpmiddelen voor. In de volgende stappen wordt uitgelegd hoe je aan slag kunt met het maken van linked-open-data.

    RDF-triple

    Zoals het voorbeeld van Rembrandt en de Nachtwacht laat zien bestaat een triple uit drie onderdelen. Dat had je waarschijnlijk zelf ook al wel bedacht maar misschien is het goed om wat meer uit te leggen over deze zogenaamde RDF-triples. De drie onderdelen hebben namelijk elk een eigen functie en eigen naam. De Nachtwacht uit het voorbeeld is namelijk het subject ofwel onderwerp van de triple. Rembrandt is dan weer het object, ofwel een waarde die een relatie heeft met dit onderwerp. Het webadres dat de relatie tussen het subject en het object legt heet het predicate.
    Triples zijn zeker niet uniek voor de erfgoedsector. Het Resource Discription Framework (RDF) is namelijk een internationaal gebruikt standaardmodel om gegevens online te presenteren en uit te wisselen.

    STAP 1: Duurzame indentifiers

    Het eerste onderdeel van een triple is het subject, het onderwerp. In ons voorbeeld is de Nachtwacht het onderwerp. Het onderwerp waarover je allerlei gegevens bewaart in bijvoorbeeld je collecte-informatiesysteem. Denk weer aan Rembrandt als de vervaardiger van de Nachtwacht, maar ook de datering, de beschrijving enz. We hebben het in dit geval over een kunstwerk maar ook boeken, archiefstukken of video’s zijn onderwerpen. Kortom alle objecten in de collectie zijn onderwerpen.

    Deze onderwerpen wil je allemaal voorzien van een uniek webadres, dit wordt immers het eerste deel van een triple. Het Rijksmuseum heeft een afbeelding van de Nachtwacht bijvoorbeeld op de website gepubliceerd en hiermee heeft het automatisch een webadres gekregen. Kijk maar eens op: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-C-5.

    Dit is echter niet meteen een duurzaam webadres. Als het Rijksmuseum de website aanpast zou het webadres van de Nachtwacht zomaar kunnen veranderen en dan is de afbeelding van de Nachtwacht niet meer te vinden. Bovenstaande link is dan gebroken en je gaat de welbekende 404-error krijgen want de Nachtwacht is hier niet meer te vinden.

    Om deze reden is het beter om de objecten in jouw collectie te voorzien van een duurzaam webadres, ofwel een duurzame identifier. Dit is een unieke identificatiecode die op een afgesproken plaatst wordt geregistreerd. In praktijk worden hier meestal Persistant Identifiers (PID’s) voor gebruikt. Dit wil zeggen dat je een externe service gaat gebruiken die een unieke code aanmaakt en ook garandeert dat deze unieke code beschikbaar en op dezelfde plek blijft. Hiermee is het digitale object altijd terug te vinden.

    Het Rijksmuseum heeft dit voor de Nachtwacht natuurlijk ook gedaan, namelijk: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.5216. Als je op de link klikt zul je zien dat je naar dezelfde webpagina wordt verwezen als hierboven. Het verschil is dat het Rijksmuseum nu vrolijk de website kan aanpassen zoveel ze wil want de PID blijft toch altijd op dezelfde plek. Een zogenaamde resolver zorgt ervoor dat de Nachtwacht ook in de aangepaste website weer goed te vinden is.

    PID-wijzer

    Er zijn veel verschillende PID-systemen. Zo zijn er bedrijven die een PID-service aanbieden maar er zijn ook open-source oplossingen mogelijk. Wil je weten welk PID-systeem het beste bij jouw collectie past? Gebruik dan de PID-wijzer van Netwerk digitaal Erfgoed. Aan de hand van 25 stellingen leer je meer over belangrijke PID-onderwerpen en krijg je meer inzicht in welke PID-service het beste past bij jouw organisatie. Bekijk ook eens onderstaand filmpje voor meer informatie over PID’s.

    STAP 2: Termen verbinden

    Met een PID heb je het eerste onderdeel van een triple gerealiseerd. Vervolgens is het zaak om de informatie óver het collectiestuk ook in webadressen te gaan vangen, in ieder geval de informatie die je wilt gaan ontsluiten voor het publiek. In een triple is dit het onderdeel subject.

    In het voorbeeld van de Nachtwacht komt al wat informatie over de Nachtwacht naar voren. Het is bijvoorbeeld geschilderd door Rembrandt met olieverf op doek. Deze informatie is normaal gesproken netjes verwerkt in een collectie-informatiesysteem. Voor elk stukje informatie is een apart veld dat je kan invullen, bijvoorbeeld: Rembrandt vul je in bij vervaardiger en olieverf bij materiaal. Maar hoe kom je dan aan die unieke webadressen?

    Hiervoor gebruik je thesauri! Menig collectiebeheerder zal de meerwaarde van thesauri onderschrijven. Op het moment dat je een term gebruikt uit een thesaurus voorkomt dit namelijk verschillende schrijfwijzen en taalfouten. Thesauri die als linked-open-data zijn gepubliceerd bevatten echter ook meteen het unieke webadres dat bij een bepaalde term hoort. Moderne collectie-informatiesystemen zorgen ervoor dat dit unieke webadres in de achtergrond automatisch gekoppeld wordt. Dat wil zeggen dat je in het collectie-informatiesysteem gewoon de term Rembrandt ziet staan maar op het moment dat je linked-open-data gaat publiceren wordt niet de term gebruikt maar het webadres.

    Termennetwerk
    Er zijn talloze linked-open-data thesauri beschikbaar die je kunt gebruiken voor het beschrijven van collecties. De meest bekende is misschien wel de Art & Architectur Thesaurus (AAT). Deze bevat termen over uiteenlopende onderwerpen. Er zijn echter ook meer specifieke thesauri beschikbaar zoals WO2-thesaurus met termen over de Tweede Wereldoorlog en de term Rembrandt komt uit RKDartist.

    Om collectiestukken goed te kunnen omschrijven zou het dus wel eens kunnen dat je verschillende thesauri moet gebruiken. Om dit zo eenvoudig mogelijk te maken heeft Netwerk Digitaal Erfgoed het Termennetwerk ontwikkeld. Dit is een tool waar de verschillende thesauri verzameld worden zodat je deze in één keer kunt doorzoeken. Dit Termennetwerk kan ook gekoppeld worden aan je collectie-informatiesysteem waarmee je in één keer alle thesauri beschikbaar hebt in het systeem. Wil je het Termennetwerk eens testen of zoek je meer informatie over het gebruik van thesauri? Kijk op de website van het Termennetwerk.

    Wat zijn Uniform Resource Identifiers (URI’s)?

    Heb je al eens een kijkje genomen op de website van het Termennetwerk? Dan ben je vast de term URI tegenkomen. URI staat voor Uniform Resource Identifier en dit is eigenlijk de officiële naam voor de unieke webadressen waar telkens over gesproken wordt. URI’s zijn unieke verwijzingen naar digitale objecten.

    STAP 3: Relaties leggen

    Heb je je jouw collectiestukken voorzien van PIDs? En heb je ze beschreven met behulp van linked-open-data thesauri? Dan heb je als twee van drie onderdelen van een triple voor elkaar namelijk, het subject en het bijbehorende object. Nu alleen nog het predicate. Dit geeft aan welke relatie het object en subject met elkaar hebben. Wij begrijpen natuurlijk dat Rembrandt de schilder is van de Nachtwacht maar een computer beschikt niet over deze ‘algemene kennis’. Daarom is het dus noodzakelijk om de relatie tussen de Nachtwacht en Rembrandt te duiden.

    Natuurlijk doen we dit weer in de vorm van een uniek webadres, ofwel URI. En ook hier zijn weer verschillende standaardmodellen voor beschikbaar. Deze noemen we echter geen thesaurus maar een ontologie. Hier pik je dus bijvoorbeeld het webadres uit dat aangeeft dat het gaat om een vervaardiger. Rembrandt is namelijk de vervaardiger van de Nachtwacht.

    Schema.org

    Zoals gezegd zijn er verschillende ontologieën beschikbaar. Binnen Netwerk Digitaal Erfgoed gaat de voorkeur uit naar het gebruik van Schema.org. Dit model zorgt er namelijk voor dat online erfgoed ook nog eens veel beter vindbaar wordt voor zoekmachines. En laat dat nu net het hele idee zijn van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. Waarom het dan beter gevonden wordt door zoekmachines? Dit model is een gezamenlijk initiatief van Bing, Google en Yahoo om data te structureren en dit maakt het voor zoekmachines makkelijker om de juiste informatie te vinden.

    Naast het algemenere Schema.org zijn er op diverse gebieden specialistischere ontologieën. Denk bijvoorbeeld aan Records in Context dat in de archiefwereld veel wordt gebruikt, Linked Art dat ontworpen is voor het beschrijven van kunstwerken en Resource Description and Access (RDA) dat zich richt op bibliografische metadata.

    STAP 4: Data publiceren

    Met duurzame identifiers, URI’s uit het Termennetwerk en Schema.org relaties kan je fantastisch mooie triples maken. Nu is het nog de bedoeling dat je deze RDF-triples in de vorm van een dataset online beschikbaar maakt. Zo’n dataset bevat alle triples van de verschillende collectiestukken die je wilt ontsluiten. Door deze dataset online beschikbaar te maken kunnen bijvoorbeeld webbouwers deze data ‘bevragen’ en gebruiken als bron voor een website.

    Datasetregister
    Het is natuurlijk geweldig als je jouw collectie-informatie aanbiedt als linked-open-data in een dataset. Vervolgens wil je de rest van de wereld laten weten dat jij je data beschikbaar hebt gemaakt en dat deze gebruikt mag worden voor nieuwe publiekstoepassingen. Dit doe je door de dataset, of misschien wel datasets, aan te melden in het Datasetregister.

    Deze voorziening van Netwerk Digitaal Erfgoed verzamelt zoveel mogelijk beschikbare datasetbeschrijvingen en is daarmee dé plek voor gebruikers van erfgoeddata om uit te vinden welke datasets er allemaal beschikbaar zijn en wat voor informatie ze bevatten. Het is daarom van belang om jouw dataset goed te omschrijven in het Datasetregister zodat de gebruikers van datasets een goed beeld hebben van wat ze in jouw data gaan vinden. Ook zoekmachines zoals Google maken bijvoorbeeld gebruik van deze beschrijvingen. Op de website van het Datasetregister vind je veel meer informatie over deze voorziening en datasets in het algemeen.

    Een collectie-informatiesysteem helpt!
    Het lijkt allemaal heel wat. Je bent al in de weer geweest met PID’s en URI’s en nu moet je ook nog even een dataset samenstellen en beschrijven in het Datasetregister… . Een modern collectie-informatiesysteem neemt je echter een heleboel werk uit handen. Dit genereert bijvoorbeeld automatisch PID’s, stelt datasets samen en meldt deze aan in het Datasetregister. Ben je nog op zoek naar een collectie-informatiesysteem dat dit voor je kan doen? Ga dan eens naar het hoofdstuk collectie-informatiesysteem van dit Spoorboekje. Daar vind je onder meer een Keuzehulp om het juiste systeem te vinden.

    Dataservice: SPARQL

    Webbouwers die data ‘bevragen’? Ja, inderdaad nu je jouw datasets hebt gepubliceerd willen gebruikers zoals webontwikkelaars graag in de beschikbare data kunnen zoeken. Op die manier kunnen ze de juiste objecten selecteren om in de betreffende publiekstoepassing te presenteren.

    Om gebruikers van jouw data tegemoet te komen is het dus handig om een dataservice aan te bieden. Dit doe je bijvoorbeeld door API (Application Programming Interface) aan te bieden op basis van het SPARQL-protocol. Met SPARQL kunnen gebruikers hun eigen zoekvragen formuleren voor jouw dataset.

    Zoeken gebeurt aan de hand van de ondertussen welbekende webadressen ofwel URI’s. Als je bijvoorbeeld de URI van Rembrandt (https://data.rkd.nl/artists/66219) ingeeft in de SPARQL van jouw dataset zal deze als ‘antwoord’ alle PID’s teruggeven die verbonden zijn met de URI van Rembrandt. Met andere woorden, het zoekresultaat geeft alle werken van Rembrandt uit jouw collectie. Je kan ook zoeken op een relatie, bijvoorbeeld: https://schema.org/creator om te ontdekken welke vervaardigers er allemaal voorkomen in jouw dataset. Beide zoekopdrachten zijn ook te combineren zodat er heel specifiek naar informatie gezocht kan worden.

    Wil je meer weten over SPARQL? Op de website van Netwerk Digitaal erfgoed vind je een SPARQL tutorial voor beginners en natuurlijk kun je ook altijd eens bij je softwareleverancier informeren.

    STAP 5: Beeldmateriaal delen

    Met linked-open-data maak je de informatie óver erfgoedobjecten volgens internationale standaarden beschikbaar. Dit bevordert de vindbaarheid en bruikbaarheid van deze erfgoedinformatie. Uiteindelijk kijkt het publiek natuurlijk het liefst naar het beeldmateriaal van het erfgoedobject. Informatie over de Nachtwacht is heel interessant maar je wil er ook graag een afbeelding bij en dan liefst een afbeelding die snel beschikbaar is, waar je op kunt inzoomen en die eventueel ook nog te bewerken is. Voor het delen van beeldmateriaal is daarom ook een internationale standaard beschikbaar die het mogelijk maakt om beeldmateriaal uit te wisselen en te bewerken zonder dat er bijvoorbeeld downloads nodig zijn.

    IIIF
    De internationale standaard voor het uitwisselen van beeldmateriaal is IIIF. Dit spreek je uit als [trippel-aaj-ef] en staat voor International Image Interoperability Framework. Dit is een soort van raamwerk of venster dat het mogelijk maakt om digitaal beeldmateriaal op verschillende plekken te tonen en te bewerken ongeacht waar het vandaan komt.

    Als een digitale afbeelding van de Nachtwacht bijvoorbeeld via IIIF beschikbaar wordt gemaakt kan je deze afbeelding op verschillende websites laten zien zonder dat je afbeelding hoeft te kopiëren naar je eigen infrastructuur. Een IIIF-server of -opslagplaats biedt namelijk een zogenaamd manifest dat het mogelijk maakt om via een venster (een viewer) naar de originele afbeelding van de Nachtwacht te kijken. Dit manifest is een computerscript waarmee je meteen ook allerlei bewerking kunt uitvoeren. Inzoomen is daar een voorbeeld van maar je zou ook details uit kunnen ‘knippen’ of zelfs extra informatie kunnen toevoegen. Je zou kunnen zeggen dat je de Nachtwacht kunt gaan photoshoppen. Omdat deze bewerkingen worden opgeslagen in het computerscript blijft het oorspronkelijke digitale bestand helemaal intact en hoeft het Rijksmuseum dus niet te vrezen dat hun beeldmateriaal wordt aangetast.

    IIIF biedt tal van voordelen en zorgt zelfs voor een kleinere ecologische voetafdruk omdat beeldmateriaal niet meer gekopieerd hoeft te worden en apart opgeslagen. Daarnaast wordt IIIF steeds verder ontwikkeld door een enthousiaste community van specialisten uit de erfgoed- en ICT-wereld. De resultaten zijn steeds open source zodat iedereen mee kan bouwen aan verdere ontwikkelingen. Kijk voor meer informatie op de website van IIIF.

    NDE-compatibel

    Heb je alle voorgaande stappen doorlopen? Heb je PID’s en URI’s gebruikt? Heb je jouw dataset aangemeld in het Datasetregister? En gebruik je IIIF voor het delen van beeldmateriaal? Als dat allemaal gelukt is: gefeliciteerd! Je kunt nu met recht zeggen dat je helemaal NDE-compatibel bent. De volgende stap is om dit NDE-compatibel erfgoed op publieksvriendelijke wijze te gaan presenteren. Het onderdeel Zichtbaar van dit Spoorboekje gaat je daarbij helpen.

    Overigens, als het nog niet allemaal gelukt is, vrees niet. Raadpleeg je softwareleverancier of de digitaal-erfgoed-coach in jouw provincie. Zij kunnen je zeker helpen bij het publiceren van linked-open-data.

    5. Zichtbaar

    Introductie Zichtbaar

    Wanneer erfgoedcollecties beschikbaar zijn als linked-open-data, zoals in de eerdere stappen in dit Spoorboekje beschreven, dan dienen zich allerlei nieuwe mogelijkheden aan voor publicatie daarvan. Bij het maken van websites of apps kunnen erfgoeddata van allerlei organisaties op duurzame manier samen worden gebracht. Zonder dat we nog te maken hebben met gebroken links, verouderde versies van databestanden of veel handwerk om voor elke nieuwe themawebsite of -app weer alles opnieuw op te bouwen.

    Erfgoeddata beschikbaar als linked-open-data, voorzien van duurzame identifiers en gekoppeld aan externe termenbronnen, maakt dat we voor het creëren van publieksdiensten allerlei nieuwe invalshoeken kunnen kiezen, over de grenzen van afzonderlijke organisaties heen. Hier zijn we aangekomen in het rijke nieuwe domein van digitaal verbonden erfgoed, waar echt nieuwe kennis gegenereerd kan worden.

    Momenteel wordt er hard gewerkt aan de eerste voorbeelden van publieksdiensten op basis van linked-open-data en die zullen op deze plek ook gepresenteerd worden.Wil je weten hoe website- en appbouwers handen en voeten kunnen geven aan het ontsluiten van linked-open-data? Lees dan de Architectuurblauwdruk voor dienstplatformen op de website van Netwerk Digitaal Erfgoed.

    Digitaalerfgoedcoach.Online

    De provinciale erfgoedhuizen werken samen in OPEN en Landelijk Contact Museumconsulenten. Daarbij zijn ze allen onderdeel van Netwerk Digitaal Erfgoed en hebben zij samen de taak op zich genomen om de kennis uit het netwerk te bundelen, te beheren en te presenteren zodat deze optimaal toegankelijk is en blijft voor erfgoedorganisaties van groot tot klein en  van vrijwillig tot professioneel.

    Ga naar de website van NDE